Waarom Raf even geen vlees meer eet

Dit verhaal speelt zich af
op: 10 juli 2022

Goed, ik zal het jullie vertellen. Omdat jij zo aandringt, Joost. Maar be careful what you wish for, zoals Vlemminx zei toen hij wakker werd naast het zusje van zijn ex. En haar moeder.

Weet je nog dat ik op de Diefsteeg woonde? Dat studentenhuis met die binnenplaats, waar alle andere huizen op uitkwamen? Nou, in een van die huizen woonde Vinnie. Vinnie-Vetzucht, noemden we hem, of Vinnie-dubbel-kinnie. Totdat Vinnie bij Extinction Rebellion ging en het Vega-Vinnie werd, of Vinnie de Vegaburger.

Vinnie woonde er samen met zijn moeder. 'Minnie,' noemden we haar. Omdat ze zo dik was. Moddervet. Vlemminx schijnt ooit over haar heen geklapt te zijn (andersom zou onverantwoord zijn geweest, zonder extra zuurstof). Het kostte hem drie dagen vanuit het basiskamp, en toen hij de top bereikte was hij volledig de weg kwijt... Gevraagd naar zijn beweegredenen, antwoordde hij zonder aarzeling: 'Because it's there...'

Maar goed, Minnie en Vinnie, dus.

Vinnie was bij ons van kinds af aan kind aan huis, al lang voordat ik er kwam wonen. Thuis werd hij namelijk behoorlijk aan zijn lot overgelaten. Niet omdat Minnie niet van hem hield, of zo - ze hield juist heel veel van hem - ze kon het alleen niet zo goed uiten. Eigenlijk maar op één manier - door hem te voeden. Misschien wel omdat hij er een van een zaaddodo was, en ze bang was dat hij anders uit zou sterven, zoals al die andere dodo's voor hem.

Veel meer wist ik niet van haar. Waarom zou ik ook? Ze woonde bij ons achter, was niet bijzonder lekker - of alleen lekker als je bijzonder was, zoals Vlemminx. En een feeder, dus.

Maar op een gegeven moment, a un momento dodo, is Vinnie dus Vega geworden. En daar begint dit verhaal in alle ernst. Daarvoor was het nog gewoon Vinnie-vetzucht, beter een frikandel in de hand dan tien in de lucht. Eigenlijk heette hij Theodoor, trouwens, maar als jochie kon hij superdriftig worden - net Vinnie uit Goodfella's... Eigenlijk Tommy DeVito, maar Vinnie bekte lekkerder. Je weet wel: 'Do I make you laugh? Am I here to amuse you? You think I'm fucking funny?' Nou, dat was Vinnie ten voeten uit, als drie-jarige. En dus werd het Vinnie. En daarna Vinnie-vetzucht, en Vinnie-dubbel-kinnie, en later dus Vinnie de Vegaburger - maar dat was een hele mond vol, dus Vega-Vinnie for short. We hebben ook nog even Plaktie-Vinnie geprobeerd, omdat 'ie zich aan de A12 wilde vastplakken, maar dat bleef niet kleven. Hij ook niet, trouwens...

Oké. Alle gekheid op een stokje. Zoals Vlemminx zei toen... Laat maar. Un oeuf is enough. Zeker voor Vinnie, toen hij veganist werd. Toen begon het gedonder tussen Vinnie en Minnie trouwens pas echt. Minnie kon het namelijk niet over haar hart verkrijgen om die jongen alleen maar tofu en gruttenburgers te zien eten... Dus voedde ze hem stiekem bij. Of stiekem... Hij was er zelf bij natuurlijk. 'Ja lieverd, deze frikandellen zijn echt honderd procent tofu.' (Shit, zei ik nou het F-woord? Tot-staaf-gemaakten, bedoel ik - what was I thinking?) Maar Vinnie smikkelen, natuurlijk (zogenaamd tegen beter weten in), maar daarna... Ojojoj... Dan ging hij helemaal uit zijn plaat. Zaten wij in de zomer op het platje met een biertje bij te komen van een harde dag studeren, hoorden we de Vinuvius weer uitbarsten: 'Snap je het dan nog steeds niet, stomme trut? Ik eet geen vlees!' En dan zijn moeder, echt zo'n moeder, sussend: 'Maar Theodoor, je moet wel genoeg eiwitten binnen krijgen... 'Ik eet geen vlees, mama, ik eet geen vlees ik eet geen vlees ik eet geen vlees!' 'Ik weet het Theodoor, maar de eiwitten, en je ziet zo bleek, en... 'Arghhhh!' Lag Pompei weer in de as...

Het ging dus niet helemaal lekker tussen Vega-Vinnie en Minnie-strone-maar-stiekem-toch-met-vlees. En dan kwam hij bij ons uitbriezen: zijn moeder begreep hem niet, ze respecteerde hem niet, ze dwong hem vlees te eten. Had ze dan niet door dat de planeet naar de filistijnen ging? De apocalyps stond voor de deur, en zij rende naar de keuken. Niet dat hij veel aan ons had… Wij waren niet echt into het redden van de planeet, of zo. Dus dan was hij aan het foeteren op zijn moeder, en ik volop aan het spiegelen, maar ondertussen zat ik wel een broodje ham te eten... En daar had hij dan weer helemaal geen moeite mee. Hij was de moeilijkste namelijk niet, Vinnie. Maar voor zijn moeder dus wel.

En toen werd het stil, bij ons achter. Er was wat tijd overheen gegaan - we zullen wel tentamens gehad hebben of zo. Of was het lustrum geweest? Anyway, op een gegeven moment, a un momento dodo, zaten we weer op het dak van de keuken en vroeg Detering: 'Hoe is het eigenlijk met Vinnie en Minnie? De vulkaan is al een tijdje niet uitgebarsten...
'Nee, daar zeg je wat man.' Dus wij roepen: 'Hé, Vinnie! Vinnie Vegaburger!'

Staat tot onze stomme verbazing Vinnie opeens in het raam. Beetje bleek, beetje uileballend naar het licht, maar onmiskenbaar Vinnie. 'Hé jongens.'
'Ha Vinnie, alles goed?'
'Ja hoor, met jullie?'
'En met Minnie?'
'Minnie is weg.'
'Weg? Hoezo? Terug naar Nieuw Zeeland?'
'Nieuw Zeeland?'
'Op zoek naar je vader?'
'Waar heb je het over?'
Goed punt. Maar Minnie was dus op vakantie, zei hij. En dat was raar, want bij ons weten was Minnie nog nooit op vakantie geweest zonder Vinnie... Maar voor alles moet een eerste keer zijn (zoals Vlemminx zei toen hij met een pot kwark en een vaginale douche aanklopte bij zijn buurmeisje).

Maar wat ook vreemd was, en nu laat ik met opzet mijn stem een halve octaaf zakken, was dat Vega-Vinnie vanaf dat moment niet meer vega was. Plaktie-Vinnie, Vinnie de Vegaburger, at weer vlees...

Hoe we dat wisten?
Durch die Nase...

Het moet ongeveer een week later geweest zijn - een week nadat we van Vinnie hadden gehoord dat zijn moeder op vakantie was. Het was een El-Nino-jaar, dus een extreem warme zomer. Overal stonden de ramen open, en iemand was vlees aan het bakken. Echt killing. Watertandend lekker. Wij lokaliseren, kijken of er nog wat te halen viel, bleek het zowaar uit het huis van Minnie en Vinnie te komen. Dus wij weer roepen: 'Vinnie! Vinnie!'
En Vinnie weer bij het raam.
'Is je moeder terug?'
'Nee, hoezo?'
'Wie zit er dan karbonaadjes te bakken?'
Vinnie verschiet helemaal van kleur, maar zegt: 'Geen idee,' en trekt het raam dicht. Wij lachen. 'Somebody's got a secret... Vinnie eet weer vlees...'
Maar een beetje vreemd was het wel. Sinds wanneer at die gast weer vlees? En waar bleef Minnie eigenlijk?

Joost hier was natuurlijk degene die erachter is gekomen hoe het zat. Hoe de vork in het vlees stak, zal ik maar zeggen...

Wij begonnen ons inmiddels een beetje zorgen te maken om Vinnie. Dat hij ergens op het spectrum zat, wisten we natuurlijk al lang, maar hij gedroeg zich nu wel erg vreemd - hij was zich aan het neuro-diversificeren, zullen we maar zeggen. We dachten dat het misschien kwam doordat hij Minnie mistte, dus nodigden we hem uit om bij ons te komen eten - maar dat hield hij telkens af, terwijl hij normaal de deur bij ons plat liep.

Hij kwam sowieso nog maar nauwelijks buiten. Alleen om inkopen te doen voor zijn kookavonturen - die ook steeds extravaganter werden... Van de weeromstuit was Vinnie de Vegaburger Vinnie Vleeslucht geworden - bakken, braden, ragouts, fricasseeën, nergens draaide hij zijn hand voor om… En niet alleen voor het avondeten. Hij leek wel een overmaatse hobbit - zes maaltijden per dag, maar alleen voor eigen consumptie. Dat was te zien ook. Was Vinnie altijd al een forse jongen geweest, nu werd hij een soort zeppelin - de laatste vlucht van de Vindenburg...

En hij maar koken, en wij maar watertanden van al het lekkers dat we roken - maar mee-eten, ho maar. Toen we dat een keer voorstelden - inmiddels was het al lang geen geheim meer dat hij vlees at - leek het wel alsof we een onoorbaar voorstel hadden gedaan.

Het was dus allemaal wat merkwaardig, maar dat we zelf iets moesten of konden doen om Vinnie te helpen, kwam niet in ons op. Onze wereld was ook zo klein in die tijd. Minnie en Vinnie waren echt, maar ook weer niet. Ze waren niet lid van het corps, ze studeerden niet, en bovendien hadden wij zo onze eigen sores: de zomer liep op zijn eind, de groentijd kwam eraan...

Tot ik op een ochtend met Joost op het dak van de keuken koffie zat te drinken en hij vroeg of er soms een nieuw grillrestaurant in de buurt was geopend. Ik vertellen over Vinnies vleeswording... Nou, dat had ik beter niet kunnen doen.

Joost, moet je horen, is een soort amateur detective. Daar wil hij zelf niets van weten, maar zo is het nu eenmaal. Wat Vlemminx heeft met perversiteiten, dat heeft Joost met mysteries. Hij moet ze onderzoeken. Als er iets is wat hem niet helemaal zint, of iets dat hij niet snapt, of waarvan hij denkt: 'daar zit meer achter,' dan kan hij het niet laten - dan moet hij weten hoe het zit. En dat had hij nu ook.

Dus toen ik hem verteld had over Minnies onaangekondigde vakantie en Vinnies detransitie tot carnivoor, zag ik hem even nadenken, en toen zei hij, op zijn Joosts, want hij houdt wel van moeilijke woorden: 'Interessant.'
Denkt er nog wat langer over na, en vraagt: 'Misschien mist hij haar, en eet hij daarom vlees. Hoe lang is ze al weg?'
Ik een beetje terugrekenen, bleek het al ruim twee maanden te zijn... Joost weer even stil, zegt een paar keer 'huh' of 'hmmm,' drinkt zijn koffie op en gaat naar huis.

Fast forward een paar weken. De groentijd is begonnen, één grote teringzooi in huis natuurlijk. Komt Joost een keer 's avonds langs, terwijl wij net aan het ontbijt zitten - en niet zomaar aan ontbijt, maar een feestmaal: de sjaarzen waren de nacht ervoor bij Vinnie ingebroken - een dronkemansactie, natuurlijk, omdat ze hongerig waren en overmoedig, ondanks dat het neuken ze alweer ontglipt was. Maar niet getreurd, want ze hadden Vinnies vleesvoorraad gevonden, en een paar karbonaadjes zou zij hij zeker niet missen...

En lekker dat ze waren!

Dus Joost komt binnen en ik zeg: 'Moet je proeven.' Hij neemt een hap en beaamt dat het lekker is. Zegt een van de sjaarzen: 'Met dank aan Vinnie-Vleeslucht.' Trekt Joost plots wit weg, loopt de gang in en hij is nog niet bij de wc of hij gaat al vol over zijn nek. Ik erachteraan, hij hangt inmiddels over de pot, steekt zijn vinger in zijn keel, of er niet meer uit kan. 'Gaat het een beetje?', vraag ik. Kijkt hij me aan met van die betraande kots-ogen, het braakzweet parelend op zijn voorhoofd, en fluistert: 'Jullie zitten de moeder van Vinnie op te eten, man.'
Nou, toen ben ik zelf ook maar neergezegen voor het porseleinen altaar...
Ondertussen zat de rest van het huis gewoon door te smullen, dus ik wilde er wat van gaan zeggen, maar Joost hield me tegen. 'Wat niet weet, niet deert...'
'Maar what the fuck, Joost? Minnie?'

Joost had niet stilgezeten, zo bleek. Ten eerste was hij Vinnie gaan achtervolgen. Wat moet je anders als amateur-detective? Je gleufhoed opzetten en gaan... Zo had hij al snel ontdekt dat Vinnie inderdaad veel boodschappen deed voor zijn nieuwe hobby, maar dat één cruciaal ingrediënt telkens ontbrak: vlees. Toch gek, met al die fricasseeën en ragouts...

En met Minnie bleek ook meer aan de hand te zijn dan ik had kunnen bevroeden.

Joost Parmentier

Laborum voluptate pariatur commodo tempor deserunt consequat qui et cillum ut pariatur cillum quis anim.

Meer over

Voor mij was Minnie nooit meer dan de dikke achterbuurvrouw geweest, vooral interessant omdat Vlemminx er ooit overheen geklapt was. Nu bleek ze nog wat meer in d'r mars gehad te hebben dan Vlemminx' Snickers. Ze was zowaar een begenadigd wetenschapper. Een grote vrouw in de vrouwenstudies - totdat vrouwenstudies genderstudies werd, natuurlijk; toen was ze alleen nog maar groot.

Haar werk ging over heilige moeders. Dat was begonnen met een proefschrift over Maria-verering in de Westerse cultuur: 'Het Maria-complex: Van kruis tot kruisiging.' Haar meest recente werk, schijnbaar ook een bestseller, heette 'De heilige drie-eenheid: De Moeder, de zoon en de heilige Geest'.

Ze had dus wel iets met het moederschap. Tegelijkertijd was dat moederschap voor haar zonder zaaddodo onbereikbaar… Enter Vinnie. Vinnie was eigenlijk gewoon een bijlage bij haar proefschrift. Een post-dick-aanstelling, sans dick. In ieder geval een middel om het moederschap zelf te kunnen beleven. Om het te kunnen belichamen.

Moederschap was voor haar dus geen opdracht of geschenk, maar de uitwerking van een onderzoeksvoorstel. Tegelijkertijd was ze slim genoeg om door te hebben dat ze er daardoor per definitie in tekortschoot: het zo door haar bezongen ideaal van het moederschap was voor haar, juist omdat ze dat ideaal zo graag wilde belichamen, onbereikbaar. Dat fundamentele gebrek compenseerde ze door Vinnie voortdurend te feeden - maar ondertussen voerde ze hem nog steeds op in haar eigen publicaties. Zonder naam, maar aangeduid als 'Zoon', met hoofdletter Z.

Dit had Joost allemaal ontdekt met een middagje lezen in de UB. Wat hij ook ontdekt had: dat Minnie die zomer een tentoonstelling zou inrichten in museum de Lakenhal, waar ze op het allerlaatste moment voor had afgezegd. Ze was opgebrand, zei ze. Om dat te weten te komen had hij zich voorgedaan als kunst-blogger, ongetwijfeld daartoe geïnspireerd door hoofdstuk twee uit het Gleufhoed-handboek: Vermommen en voor de gek houden...

Op dezelfde wijze had hij haar uitgever gebeld met een interview-verzoek, maar ook zij had geen idee waar Minnie uithing. Via het museum is Joost toen op het spoor gekomen van een vriendin van Minnie, die haar hielp bij de inrichting van de vermaledijde tentoonstelling. Die vriendin, laten we haar Rachel noemen, bleek vaak in de WW te zitten - je weet wel, die hipsterbar in de Wolsteeg. Joost zorgde er dus voor Rachel daar toevallig tegen te komen (Gleufhoed-handboek hoofdstuk 3: 'het ensceneren van toevallige ontmoetingen') en heeft het daar met haar op een zuipen gezet.

Hij trof Rachel niet op haar best. Tot voor kort had haar leven in het teken gestaan van het laten shinen van haar succesvolle vriendin, in de hoop dat iets van de shine op haar af zou geven. Maar nu was Minnie zonder taal of teken vertrokken en voelde Rachel zich een afgedankte koffiepot, zonder glans of inhoud. Toen Joost subtiel over moeders en zonen begon, wilde ze dus maar al te graag het deksel van de beerput te lichten... Hell hath no fury than an afgedankte koffiepot.

Zij vertellen, dus, over Minnie en haar ongezond symbiotische relatie met Vinnie, en over hoe zij, Rachel, haar vriendin altijd al gemaand had Vinnie los te laten, maar dat Minnie, de zogenaamde expert, het van haar natuurlijk nooit aan zou nemen, ook omdat ze zelf geen kinderen had, en dat was misschien ook wel zo en nu was het daar al te laat voor, maar dat had ook wel zijn voordelen: als ze met Joost naar bed zou gaan, bijvoorbeeld, hoefde hij niet bang te zijn dat ze dat deed omdat ze kinderen van hem wilde - ze was gewoon geil. Of moet ik dit stukje overslaan, Joost?

Oké, ik zie het al. Joost zat dus op twee meter afstand van die vrouw, met zijn handen op zijn rug en stelde haar hele intieme vragen, waar zij doodgemoedereerd antwoord op gaf, heel gek, maar ik zei het al: Joost is een heel bijzondere jongen. En zo kwam hij dus te weten dat Rachel zich ondanks alles toch zorgen maakte over Minnies plotselinge verdwijning. Daarom was ze ook bij haar thuis polshoogte gaan nemen. Vinnie had opengedaan en had geweigerd haar binnen te laten. 'Ze is weg,' had hij alleen maar gezegd, en hij wist niet waarheen. Later die dag had ze een mailtje van Minnie gekregen. Kort en cryptisch. Ze was opgebrand en moest er tussenuit. Sindsdien had ze niets meer van haar gezien of gehoord.

Het zag er allemaal niet goed uit, vond Joost. Of juist wel, want he loves this shit. En hij was lekker op dreef.

Het laatste hoofdstuk uit het Gleufhoed-handboek gaat over 'Inbreken en andere illegale shit'. Voor Joost was dus het moment aangebroken om bij Vinnie thuis polshoogte te nemen. Waarschijnlijk is hij mijn twee huisjongsten net misgelopen. Hij was in ieder geval een stuk oplettender. Zo ontdekte hij dat er behalve een diepvries vol ingevroren vlees ook een complete uitbeenderij ingericht was in de bijkeuken, en dat...

Wacht - we stellen de climax nog even uit. Zoals Vlemminx zei toen hij zijn hand uit de broek van zijn eerste vriendinnetje trok om zich aan haar moeder te kunnen voorstellen.

Laten we het erop houden dat Joost sterke aanwijzingen had dat Minnie eindelijk een dieet had gevonden dat werkte. En dat hij not-amused was te ontdekken dat mijn huisjongsten hun sporen all over het locus delicti hadden achtergelaten. Voordat hij de politie ging tippen over hetgeen hij bij Vinnie thuis had aangetroffen, moest hij dus nog een keer bij hem inbreken, en omdat ik me verantwoordelijk voelde - het waren immers de sporen van mijn sjaarzen die gewist moesten worden - besloot ik met hem mee te gaan. En omdat elke Sherlock zijn Watson verdient, natuurlijk.

We wachtten tot de vroege ochtend om op pad te gaan - de meeste mensen slapen het diepst tussen twee en vier uur ’s nachts, wist Joost me te vertellen. Ik vreesde voor capriolen op daken en in goten, maar mijn vrees bleek ongegrond; bij zijn vorige bezoek had Joost de sleutel van de voordeur meegegapt. 'Gewoon doen alsof je hier woont,' zei hij, terwijl hij de deur openmaakte, 'dat trekt de minste aandacht.' Waarschijnlijk gooide hij daarom ook bij binnenkomst alle lampen aan, waardoor ik me net een vis in een felverlicht aquarium voelde. 'Doe uit!', riep ik van achter de bank waar ik in paniek achter gedoken was, maar hij legde me geduldig uit dat een lichtbundel van een zaklamp of iPhone er veel verdachter uitziet dan een compleet verlicht huis. Toen pas zag ik de gordijnen van dik, bloedrood velours waarmee alle ramen van de buitenwereld afgeschermd waren.

Geroutineerd ging Joost aan het werk. Hij volgde de route die de sjaarzen hadden genomen door het huis en veegde elk oppervlak dat ze aangeraakt zouden kunnen hebben schoon. Voorzichtig om zelf niets aan te raken liep ik achter hem aan, me ondertussen aan het huis vergapend.

Minnie bleek niet alleen een expert op het gebied van religieuze kunst te zijn, maar ook een fervent verzamelaar ervan - een beetje zoals een eekhoorn een verzamelaar is van noten. Kruisbeelden, piëta’s, schilderijen - veel schilderijen, van zowel Maria Magdalena als de heilige maagd, maar vooral van de heilige maagd...

Eigenlijk was de verzameling één groot eerbetoon aan de toewijding en opoffering van moeders... Wat een plek om op te groeien, dacht ik, tussen die duizend-en-één aan het kruis gespijkerde zonen en al die lijdzame, seksloze moeders.

Zo mijmerend volgde ik Joost de kamer uit, een slecht verlichte gang door. Aan het einde van de gang ging hij me voor, een eveneens slecht verlichte kamer in. Voordat hij er naar binnenging zag ik hem zijn t-shirt tot over zijn neus omhoog trekken, en toen hij de deur open trok begreep ik waarom: uit de kamer spoelde een lucht over ons heen, zo ranzig dat mijn ogen ervan begonnen te tranen en dat mijn keel zich subiet dichtkneep om verdere besmetting van het lichaam te voorkomen.

Ik trok mijn shirt net als Joost omhoog en waadde achter hem aan de stinkende kamer in. Ook hier was elke laatste centimeter bedekt met crucifixen en Mariabeelden. Middenin de kamer stond een lange tafel, overladen met op- en in elkaar gestapelde borden en pannen. Door het donker tuurde ik ernaar, toen plotseling...

'Surprise!' Van achter stoelen en banken sprongen al mijn vrienden tevoorschijn en begonnen luidkeels 'lang zal hij leven te zingen' - was ik helemaal vergeten dat ik jarig was!

Nee. Dat gebeurde dus niet. Ik was nog lang niet jarig, en wij waren nog steeds met zijn tweeën. Soort van. Want toen pas zag ik wie er aan die lange, overvol bedekte tafel zaten: Minnie en Vinnie.

Moeder en zoon zaten tegenover elkaar aan de twee uiteinden van de tafel, maar van Vinnie was er te veel, en van Minnie te weinig - alleen nog het hoofd, eigenlijk, door Vinnie op sterk water gezet in een overmaatse wekpot. Haar haar zweefde in slierten om haar opgeblazen gezicht, vanwaaruit ze haar zoon met versuikerde ogen verwijtend aankeek.

Misschien wel, omdat het hem tot op het laatst niet gelukt was om zijn bord leeg te eten. But not for lack of trying... Om het zichzelf makkelijker te maken had hij zich van zijn hemd ontdaan. In zijn rechter hand, die als het hoofdje van een geaborteerde foetus voor hem op tafel lag, prijkte een vork, een eenzaam klompje vlees nog aan de tanden geprikt. Zijn manieren had hij op het laatst een beetje laten gaan, zo leek het. Een servet was er niet aan te pas gekomen. Aan zijn bovenlichaam kleefden restanten voedsel, in verscheidene stadia van vertering. In goed Nederlands: hij had zichzelf ondergekotst, en niet te zuinig ook niet.

Zoals hij daar zat, uitgelild en bleek en met braaksel overgoten, deed hij me nog het meeste denken aan een overmaatse griesmeelpudding.

'La grande bouffe,' prevelde Joost. Maar misschien was het: 'Wat een boef.' Daar wil ik vanaf zijn.

We hebben ze zo achtergelaten, moeder en zoon, of tenminste wat er van ze over was. Joost heeft de politie de volgende dag anoniem getipt dat er iets stonk in een van de huizen aan de JanMichielshof. Zo bleek het hofje bij ons achter te heten, al hadden wij die naam nog nooit gehoord. Toen de media er lucht van kregen, bleek er nog iets sinisters mee aan de hand te zijn ook: de JanMichielshof was namelijk ooit ingesteld om kinderloze vrouwen te huisvesten. Bovendien, schreef een columnist van het Leidsch Dagblad verlekkerd, was het daar lange tijd usance geweest dat nieuwkomers in de hof elkaar vergasten op een feestmaal. Go figure.

Het zal allemaal wel, maar jullie zullen begrijpen dat het na het aanschouwen van Vinnies laatste avondmaal best een tijdje geduurd heeft voordat ik mijn tanden weer onbekommerd in een frikandel kon zetten. Pardon, een tot-staaf-gemaakte.

Raf

Oversekst, intellectueel en cultureel onderlegd - wat wil je nog meer?

Meer over